vrijspreken
- Geluid: vrijspreken (hulp, bestand)
- IPA: /'vrɛisprekə(n)/
- vrij·spre·ken
- samenstelling van vrij en spreken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vrijspreken |
sprak vrij |
vrijgesproken |
klasse 4 | volledig |
vrijspreken
- overgankelijk onschuldig verklaren
- De verdachte van de schietpartij werd vrijgesproken.
- ▸ De waarheidscommissie die nu was begonnen zou niet alleen onschuldige slachtoffers van de politieke processen van een kwade tijd vrijspreken. Ze zou ook schurken brandmerken en niet alleen Tsjecho-Slowaakse schurken.[1]
1. onschuldig verklaren
- Het woord vrijspreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vrijspreken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be