acquit
- ac·quit
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kwitantie’ voor het eerst aangetroffen in 1370 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | acquit | acquitten acquits |
verkleinwoord | - | - |
- vereffening van een schuld of rekening.
- bewijs van betaling.
- (sport) plaats waar de ballen bij biljarten in het begin moet worden gelegd
- Het woord acquit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "acquit" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "acquit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ acquit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be