vrijlaten
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
vrijlaten | |
vrijlating |
- vrij·la·ten
- samenstelling van vrij en laten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vrijlaten |
liet vrij |
vrijgelaten |
klasse 7 | volledig |
vrijlaten
- overgankelijk (ordehandhaving) toestaan om uit gevangenschap weg te gaan
- De Egyptische betogers zijn inmiddels weer vrijgelaten.
- overgankelijk onbezet houden zodat je er gemakkelijk door kan
- Voor onze veiligheid moeten we de brandtrappen altijd vrijlaten.
1. toestaan om uit gevangenschap weg te gaan
- Het woord vrijlaten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vrijlaten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be