naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
vrijlaten
vrijlating


  • vrij·la·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vrijlaten
liet vrij
vrijgelaten
klasse 7 volledig

vrijlaten

  1. overgankelijk toestaan om uit gevangenschap weg te gaan
    • De Egyptische betogers zijn inmiddels weer vrijgelaten. 
  2. overgankelijk onbezet houden zodat je er gemakkelijk door kan
    • Voor onze veiligheid moeten we de brandtrappen altijd vrijlaten. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be