vordraage
- vor·draa·ge
- Afkomstig van Duits: vortragen ww
- Afleiding van het Pennsylvania-Duitse werkwoord draage met het voorvoegsel vor-
vervoeging tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm hele vervoeging zie vordraage/vervoeging | ||||
---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
vordraage | |||
verleden tijd |
(er) hot vorgedraage | |||
voltooid deelwoord |
vorgedraage | |||
enkelvoud | meervoud | |||
1e persoon | ich | draag vor | mir / mer | draage vor |
2e persoon | du | draagscht vor | dihr / der dihr / der dihr / der ihr / er ihr / er nihr / ner |
draagt vor draage vor draage vor draagt vor draage vor draage vor |
3e persoon | er | draagt vor | sie | draage vor |
sie | draagt vor | |||
es | draagt vor |
vordraage
- overgankelijk voorstellen, vertonen, uitgebreid laten zien
- overgankelijk opzeggen, navertellen, voor een publiek uitspreken