voortvarendheid
- voort·va·rend·heid
- afleiding van voortvarend met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voortvarendheid | voortvarendheden |
verkleinwoord |
de voortvarendheid v
- de neiging om zonder treuzelen over te gaan tot doortastend handelen
- ▸ Haar simpele antwoord overviel me een beetje. Nu al beginnen? Het was eigenlijk meer een gedachte waar ik mee speelde, maar dankzij de voortvarendheid van Genie besloot ik met ingang van dat moment een paar dagen niet meer te praten.[2]
- ▸ ‘Begrijp me niet verkeerd, ik ben blij dat Charles getest is en dat het voorlopig goed met hem gaat. Maar ik hoop dat onze zorgmedewerkers binnen de NHS met dezelfde voortvarendheid zo’n test mogen ondergaan als zij zich zorgen maken’, klinkt het op Twitter.[3]
1. de neiging om zonder treuzelen over te gaan tot doortastend handelen
- Het woord voortvarendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Tom Tates“Britten woest over ‘voorkeursbehandeling’ coronatest Charles: ‘Zelfs zorgpersoneel niet gecheckt’” (26-03-2020), Tubantia