• voor·proef
enkelvoud meervoud
naamwoord voorproef voorproeven
verkleinwoord voorproefje voorproefjes

de voorproefv / m

  1. een voorlopige test
    • Hij kreeg een voorproefje van het nieuwe schoonmaakmiddel. 
  2. voorbeeld
     Een versleten, opgezette zwarte beer was een voorproefje van wat me te wachten stond.[1]
vervoeging van
voorproeven

voorproef

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorproeven
    • ... dat ik voorproef. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be