voorgeven
- voor·ge·ven
- samenstelling van voor en geven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorgeven |
gaf voor |
voorgegeven |
klasse 5 | volledig |
- overgankelijk voorwenden, fingeren, simuleren, veinzen
- (sport) overgankelijk (de bal) voor het vijandelijke doel brengen
1. voorwenden
- Het woord voorgeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorgeven" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be