gaf voor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gaf voor
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorgeven |
gaf (...) voor
- enkelvoud verleden tijd van voorgeven
- Ik gaf voor.
- Jij gaf voor.
- Hij, zij, het gaf voor.
- Ik gaf voor.
vervoeging van |
---|
voorgeven |
gaf (...) voor