Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaf voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorgeven

gaf (...) voor

  1. enkelvoud verleden tijd van voorgeven
    • Ik gaf voor. 
    • Jij gaf voor. 
    • Hij, zij, het gaf voor.