• voor·be·reid·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord voorbereidsel voorbereidselen
voorbereidsels
verkleinwoord

het voorbereidselo

  1. handeling die een latere gebeurtenis mogelijk maakt
     Eerst reed hij langs de linie van Bagrations troepen, die nog niet in actie waren gekomen en onbeweeglijk stonden te wachten; daarna kwam hij in het gebied waar de cavalerie van Oevarov zich bevond, en hier zag hij al bewegingen en tekenen van voorbereidselen tot de strijd; toen hij de cavalerie van Oevarov voorbij was hoorde hij voor zich uit duidelijk kanongebulder en geweerschoten.[2]
     Nu de Britten zich uitgesproken hebben voor een Brexit, begint Europa aan de voorbereidselen. De Europese Raad richt een task force op voor het onderhandelingsproces met het Verenigd Koninkrijk. Aan het hoofd daarvan komt onze landgenoot Didier Seeuws.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    hca
    “Belg moet Brexit in goede banen leiden” (24/06/2016), De Standaard