• IPA: /ˈvoː.lo/
  • vo·lo
  • Naamwoord van handeling bij het werkwoord volare ("vliegen").
enkelvoud meervoud
volo voli

volo m

  1. vlucht
    «Il volo della rondine è molto elegante.»
    De vlucht van de zwaluw is heel elegant.
    «Ho perso il volo delle 9.»
    Ik heb de vlucht van 9 uur gemist.


  • IPA: /ˈwɔ.loː/
  • vo·lo
  • Afgeleid van velle ("willen") met het achtervoegsel -o.

vŏlō m

  1. vrijwilliger
    «Volones dicti sunt milites, qui post Cannensem cladem usque ad octo milia, cum essent servi, voluntarie se ad militiam obtulere.[1]»
    Vrijwilligers worden de soldaten genoemd, die zich na de Slag bij Cannae met wel achtduizend aanmeldden voor de legerdienst, ook al waren het slaven.


  1. Livius, 22, 57, 11.
vervoeging van
vĕlle

vŏlō

  1. actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van vĕlle
vervoeging van
vŏlāre

vŏlō

  1. actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van vŏlāre