• vok·ter
Naar frequentie 5974
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vokter     vokteren     voktere     vokterne  
genitief   vokters     vokterens     vokteres     vokternes  

vokter m

  1. (beroep) beveiligingsbeambte, bewaker, bewaarder, wachter, waker (mannelijke vorm)
    « Nu kommer vokteren med maten. Klokken er fem. Et samstemmig brøl fra alle dyrene runger gjennem rumrnet, og all samtale forstummer. Det knitrer av matpapir i hundre rystende hender. Vokteren føler hundreder av øine festet på sig, og han begynner å opptre som dagens helt. [1]»
    Nu komt de bewaker met het eten. Het is vijf uur. Een unaniem gebrul van alle dieren galmt door de kamer en alle gesprekken vallen stil. Voedselpapier knettert in honderd trillende handen. De bewaker voelt honderden ogen op hem gericht en hij begint zich te gedragen als de held van de dag.
  1. Zoologisk have "Dierentuin"
    Uit de krant "Hedmark fylkes Arbeiderblad, 10de årg., Nr. 134, 14. juni 1924, pag. 1