• voet·stuk
enkelvoud meervoud
naamwoord voetstuk voetstukken
verkleinwoord voetstukje voetstukjes

het voetstuko

  1. een onderstel voor o.a. beelden en vazen
    • Het beeld werd op een voetstuk geplaatst. 
  • Iemand van zijn voetstuk stoten
Iemand zijn of haar aanzien ontnemen (zie ook Iemand van zijn sokkel stoten)
  • Van zijn voetstuk vallen
Zijn aanzien en/of machtspositie kwijtraken; een nederlaag lijden, verslagen worden
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be