voetstuk
- voet·stuk
- samenstelling van voet en stuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetstuk | voetstukken |
verkleinwoord | voetstukje | voetstukjes |
het voetstuk o
- een onderstel voor o.a. beelden en vazen
- Het beeld werd op een voetstuk geplaatst.
- Iemand van zijn voetstuk stoten
Iemand zijn of haar aanzien ontnemen (zie ook Iemand van zijn sokkel stoten)
- Van zijn voetstuk vallen
Zijn aanzien en/of machtspositie kwijtraken; een nederlaag lijden, verslagen worden
- Het woord voetstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voetstuk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be