vleugelmuur
- Geluid: vleugelmuur (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvløɣəlˌmyr / (3 lettergrepen)
- vleu·gel·muur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vleugelmuur | vleugelmuren |
verkleinwoord | vleugelmuurtje | vleugelmuurtjes |
de vleugelmuur m
- (waterbeheer) stenen wand die niet evenwijdig aan (bijv. de sluisas) loopt, maar onder een kleine hoek
- ▸ ⧖. Is het aardlichaam hoog en wil men hooge vleugelmuren, die gemakkelijk op het aansluitingspunt van vleugelmuur en koker scheuren, vermijden, dan maakt men eenvoudig den koker langer dan de kruinsbreedte van het aardlichaam, zoodat deze ergens inde taluds te voorschijn komt, waardoor men met kortere en lagere vleugels kan volstaan.[2]
- (bouwkunde) een van de stenen wanden links en rechts van een deur of bouwsel
- ▸ Eén der spanten in de zuiderzijbeuk is 1663 gemerkt, en het is niet onmogelijk, dat bij die gelegenheid de westelijke vleugelmuren zijn gebouwd. Dit zou een verklaring kunnen geven aan het bestaan van een omlopende lijst aan de westelijke vleugelmuur, die dan eertijds onder een goot of dakoverstek zou hebben gelopen.[3]
- Het woord 'vleugelmuur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Bolderman, M.B.N. en Dwars, A.W.C.“Beknopt leerboek der waterbouwkunde”, 3e druk (1932), Veen, p. 195
- ↑ Weblink bron R.F.P. de Beaufort & Herma M. van den Berg“De Betuwe.” (1968), Staatsuitgeverij, Den Haag, p. 316