1. De vleugelmuren bij een sluis in Asperen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vleu·gel·muur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleugelmuur vleugelmuren
verkleinwoord vleugelmuurtje vleugelmuurtjes

Zelfstandig naamwoord

de vleugelmuurm

  1. (waterbeheer) stenen wand die niet evenwijdig aan (bijv. de sluisas) loopt, maar onder een kleine hoek
     . Is het aardlichaam hoog en wil men hooge vleugelmuren, die gemakkelijk op het aansluitingspunt van vleugelmuur en koker scheuren, vermijden, dan maakt men eenvoudig den koker langer dan de kruinsbreedte van het aardlichaam, zoodat deze ergens inde taluds te voorschijn komt, waardoor men met kortere en lagere vleugels kan volstaan.[2]
  2. (bouwkunde) een van de stenen wanden links en rechts van een deur of bouwsel
     Eén der spanten in de zuiderzijbeuk is 1663 gemerkt, en het is niet onmogelijk, dat bij die gelegenheid de westelijke vleugelmuren zijn gebouwd. Dit zou een verklaring kunnen geven aan het bestaan van een omlopende lijst aan de westelijke vleugelmuur, die dan eertijds onder een goot of dakoverstek zou hebben gelopen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bolderman, M.B.N. en Dwars, A.W.C.
    “Beknopt leerboek der waterbouwkunde”, 3e druk (1932), Veen, p. 195
  3.   Weblink bron
    R.F.P. de Beaufort & Herma M. van den Berg
    “De Betuwe.” (1968), Staatsuitgeverij, Den Haag, p. 316