• vlas·sig
  • afleiding van vlas met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vlassig vlassiger vlassigst
verbogen vlassige vlassigere vlassigste
partitief vlassigs vlassigers -

vlassig [1]

  1. van haar dat blond, dun en pluizig is
    • Ik kom er maar voor uit: ik zie er regelmatig net zo onopgemaakt uit als Anouk (#omg). Ik ga zelfs zo de deur uit. Ja, echt. Met een vlassig vlechtje, rode wangen en een zichtbare rimpel. [2] 
    • Maassen is weggesprongen na de Cipressa en krijgt na een tijdje gezelschap van een tweevoudige Tourwinnaar met karakteristieke bril en vlassig wapperend blond haar. Juist, Laurent Fignon. Samen, keurig de kopbeurten verdelend, denderen de twee richting de Poggio. [3] 
    • Het blijft niettemin even wennen: een van de drie grootste mannelijke popidolen op aarde is een licht gezette, bleke jongen met een vlassig baardje. Hij heeft geen hippe muzikanten om zich heen, geen vlammenwerpers op het podium en al helemaal geen flashy danspasjes. Het succes van Ed Sheeran (26) is dat hij helemaal geen popster is. Althans niet in de traditionele betekenis van fotomodel-achtige posterboy. [4] 
  2. lijkend op vlas
89 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]