Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·pud·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vispudding vispuddingen
verkleinwoord vispuddinkje vispuddinkjes

Zelfstandig naamwoord

de vispuddingm

  1. (kookkunst) gerecht bereid uit een met gelatine gebonden mengsel van gepureerde vis met meel of broodkruim en ingrediënten die de smaak verhogen
     Zijn handen trillen als de vispudding van mijn moeder, moge haar nagedachtenis ons tot zegen zijn, en al zijn botten kraken.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vijf historische gerechten : Vispudding” (22 juni 2020) op trending.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron De grauwe minnaar in: Tirade., 353 jrg. 38 nr. 4 (juli/augustus 1994), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 331