• vis·pud·din·gen

de vispuddingenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vispudding
     Daar ontdekte ik een klein land, dat daarboven aan vier hengsels hing en vol met vispuddingen was.[1]
  1.   Weblink bron
    Cor Hendriks
    “Assepoesters Slippertje (1): Het Glazen Muiltje: een studie van het einde van sprookjes” (8 november 2019) op robscholtemuseum.nl