visionair
- vi·si·o·nair
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ziende in visioenen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse visionnaire of van visioen met het achtervoegsel -air [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visionair | visionairs |
verkleinwoord | - | - |
- ziener
- ▸ De laatste drie jaar deelde Ex het directeurschap met Ina Klaassen. Ze noemt hem een visionair met lef. "Zijn eigenzinnige blik en bevlogen aanpak hebben de groei die het museum heeft doorgemaakt aangewakkerd en voortgestuwd."[4]
1.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | visionair | visionairder | visionairst |
verbogen | visionaire | visionairdere | visionairste |
partitief | visionairs | visionairders | - |
visionair [5]
- van de aard van visioenen
- Het woord visionair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visionair" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "visionair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ visionair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Directeur Sjarel Ex vertrekt bij Museum Boijmans Van Beuningen” (13 mei 2022), NOS
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be