Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·ool·spe·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vioolspeler vioolspelers
verkleinwoord vioolspelertje vioolspelertjes

Zelfstandig naamwoord

de vioolspelerm

  1. (beroep) (muziek) iemand die viool speelt
    • De blauwe vioolspeler is een geassembleerd metalen beeld in het Tweede Marnixplantsoen bij de Raampoortbrug (brug 165) in Amsterdam. 
Synoniemen

Gangbaarheid