vingerling
- Geluid: vingerling (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvɪŋərˌlɪŋ / (3 lettergrepen)
- vin·ger·ling
- van Middelnederlands vingerlinc, op te vatten als afgeleid van vinger zn met het achtervoegsel -ling [2]
- [1] omdat het bovenaanzicht aan een gekromde vinger doet denken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vingerling | vingerlingen |
verkleinwoord | vingerlingetje | vingerlingetjes |
het vingerling o
- (waterbeheer) hersteldijk die achter een wiel om aangelegd is
- ▸ ⧖ In dezelve figuere setten wij tgat te wesenne wijt 25 roeden, tlant binnen is leech landt dwelck ghij siet onder twaeter wesende, ende buijten is hooch landt soo ghij oock bij de voorseijde groesen sien meucht, soodattet niet prouffijtelijcken en waere binnen een vingerlingh geleijt, als wesende een leech stael.[3]
- (kleding) oog dat als versiering of kenteken om een van de vijf beweeglijke uitsteeksels van de hand is bevestigd
- beschermend omhulsel voor een van de vijf beweeglijke uitsteeksels van de hand
- ▸ Inderdaad de beiaardier moet a.h.w. ‘vechten’ tegen dit reuzeninstrument, maar het beheersen van de technische moeilijkheden geeft hem ook veel voldoening. (…) Hij schildert met tonen, en vormt zijn palet naargelang de aanslag met gekroonde pinkvinger (beschermd door een lederen vingerling), met licht gesloten hand, met een fervente vuistaanslag, soms met opengespreide hand, schakering ook naar gelang de aanslag vanuit de polsbeweging, de voorarmbeweging, vanuit de schouder gebeurt.[6]
- (scheepvaart) bus voor de pen waarom het roer kan draaien
Door verwarring ook wel gebruikt als benaming voor deze roerpen.- ▸ De vingerling van het roer werd geschraapt, de blokjes van de mast waren blank.[7]
- (anatomie) vinger tussen de duim en de middelvinger
- ▸ Alle voornoemde relikwieën worden op 4 juli 1283 gedeponeerd in de kapel van H. Margaretha (van wie men een vingerling bezat en die op 20 juli werd gevierd), in aanwezigheid van deken Johannes de Corbie, de kanunniken en de aartsdiaken van Vlaanderen Johannes de Fieffes.[8]
- [4] roeroog
- [5] wijsvinger
- [2] ring
- [3] vingerhoed
- Het woord vingerling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Andries Vierlingh“Tractaet van Dijckagie”, Gedrukte uitgave 1920 (1579), Nijhoff, Den Haag, fig 69
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Andries Vierlingh“Tractaet van Dijckagie”, Gedrukte uitgave 1920 (1579), Nijhoff, Den Haag, p 363
- ↑ Weblink bron “Beatrijs.” (1979), Uitgeverij Ambo, Baarn, ISBN 9026304714, p. 23
- ↑ Gysbreght van Aemstel. (1637) in: J.F.M. Sterck e.a. (eds)De werken van Vondel. Derde deel 1627-1640. (1929), De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam, p. 569 r. 993-995
- ↑ Weblink bron Jos d'HollanderWat is een beiaard? in: Vlaanderen., 159 jrg 26 nr. 4 (juli/augustus 1977), Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Roeselare, p. 197
- ↑ Weblink bron Strooschippers : De oude en de jonge Taling (1934) in: Liter., jrg. 5 nr. 22/23 (mei/juli 2002), Boekencentrum Uitgevers, Zoetermeer, p. 81
- ↑ Weblink bron Alfons DewitteDe reliekeninventaris uit 1283 van de kathedraal van Terwaan in: Biekorf., jrg. 89 nr. 2 (voorjaar 1989), Westvlaams Archief, Brugge, p. 169/170