vierwieler
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vierwieler (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvirwilər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- vier·wie·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vierwieler | vierwielers |
verkleinwoord | vierwielertje | vierwielertjes |
Zelfstandig naamwoord
de vierwieler m
- (verkeer) voertuig dat zich door een viertal over de bodem rollende schijven kan verplaatsen
- ▸ De Tata Nano is de auto die India van de tweewielers moet genezen en laten overstappen in een vierwieler.[2]
- (pregnant) (schertsend) gewone personenauto
- ▸ Bij wasstraten is het donderdag topdrukte doordat automobilisten hun vierwieler massaal willen laten schoonmaken.[3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord vierwieler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron ““Tata Nano wordt brommobiel”” (6 februari 2008) op nu.nl
- ↑ Weblink bron Tom van Gurp“Files bij wasstraten door auto's vol Saharastof” (17 maart 2022) op nu.nl