verzeggen
- ver·zeg·gen
verzeggen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verzeggen |
verzegde |
verzegd |
zwak -d | volledig |
- ditransitief (formeel) beloven om te doen of te geven
- overgankelijk niet meer over iets kunnen beschikken omdat het aan iemand beloofd is
- overgankelijk als belofte verbreken, er vanaf zien
- Het gaat om 350 woorden die vijf eeuwen ouder zijn dan het bekende zinnetje ‘Hebban olla vogala...’. Wonderlijke woorden, zoals ‘frifrasagin’: de verloving met een vrouw (fri) verbreken (‘verzeggen’). ‘Andarstrippi’: andermans land (letterlijk: strook). En ‘ferthbero’: een brenger van levensgevaar. [3]
- Het woord verzeggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzeggen" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ verzeggen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Berthold van Maris 31 mei 2012 Eerste Nederlands is 1500 jaar oud
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be