• ver·wij·den
  • afgeleid van wijd met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en

verwijden [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwijden
verwijdde
verwijd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk iets breder/ruimer/wijder maken
    • "Mensen die lucht inademen waar ontstekingsremmende corticosteroïden inzitten, blijken inderdaad gemiddeld dikker te zijn. In het algemeen maken corticosteroïden (stresshormonen) dik, dat zie je als iemand ze in tabletvorm - zoals prednison - slikt. Of dat bij de lokale toediening via je longen ook zo direct werkt, moet nog worden uitgezocht. Voor de duidelijkheid: het gaat hier niet om pufjes die de luchtwegen instant verwijden tegen benauwdheid." [2] 
    • Mochten de meerdere lagen kleding, het thermo-ondergoed en het vroeger naar bed gaan nou niet helpen, dan kan het nuttigen van warm eten en non-alcoholische dranken helpen. Alcohol zorgt er namelijk voor dat je bloedvaten verwijden waardoor de warmte sneller wordt afgegeven. Vervang daarom dat biertje voor een warme chocolademelk. [3] 
93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]