• ver·rui·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verruimen
verruimde
verruimd
zwak -d volledig

verruimen

  1. overgankelijk ruimer maken
    • Hij gebruikte een boor om het gat wat te verruimen. 
  2. wederkerend zich ~ ruimer worden
    • Terwijl mijn innerlijke ruimte zich verruimde, nam ook de gevoelskwaliteit toe. 
  3. een regeling voor meer mensen toegankelijk maken
     Van Dijken, fractieassistent in het Groningse Winsum, kondigde vanochtend aan dat ze handtekeningen ging verzamelen voor een extra partijcongres over het verruimen van het kinderpardon. Voor het afdwingen van zo'n congres zijn 2500 handtekeningen nodig.[1]
  • zijn blik verruimen
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Samsom overtuigt kritische PvdA'er: geen congres kinderpardon” (Maandag 20 juni 2016, 16:56), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be