Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·wek·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van wekken met het voorvoegsel ver-, in de betekenis van “veroorzaken scheppen”, voor het eerst aangetroffen in 1631, zie vindplaats hieronder.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwekken
verwekte
verwekt
zwak -t volledig

Werkwoord

verwekken

  1. overgankelijk veroorzaken, doen ontstaan
     En wie zou ’t geloof verhopen
    Kunnen, als hy dede dopen
    Eenig versch geboren kind?
    Zeker die ’t geloof verwekken
    Hier in wilde, of zou gekken,
    Of most wezen mal en blind.
    [1]
  2. overgankelijk (eufemisme) (biologie) (een kind) door het deponeren van zijn sperma doen ontstaan
    • Hij had een kind bij haar verwekt, maar weigerde zijn verantwoordelijkheden als vader na te komen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Joannes Stalpaert van der Wiele
    “Extractum Katholicum, tegen alle gebreken van Verwarde Harsenen”, Bernardinus Masius, Loven, p. 181 op dbnl.org  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be