vervolledigen
- ver·vol·le·di·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vervolledigen |
vervolledigde |
vervolledigd |
zwak -d | volledig |
vervolledigen
- overgankelijk iets compleet ofwel volledig maken, voltooien
- Hij vervolledigde zijn rechtenstudie aan de Universiteit van Nancy.
1.
- Het woord vervolledigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.