• ver·tel·ler
  • Afgeleid van de stam van vertellen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord verteller vertellers
verkleinwoord vertellertje vertellertjes

de vertellerm

  1. een persoon die vertelt
  2. (letterkunde) in een verhaal diegene die vertelt welke gebeurtenissen er plaatsvinden
    • Tijdens het toneelstuk praatte de verteller de delen van het verhaal aan elkaar. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be