• for·tel·ler
Naar frequentie 664

forteller

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fortelle
    «En rundspørring blant bedriftsledere i Kragerø forteller om vanskelige tider, men en del lyspunkter er det likevel.»
    Een enquête onder bedrijfsleiders in Kragerø vertelt over moeilijke tijden, maar er zijn nog enkele lichtpuntjes.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   forteller     fortelleren     fortellere     fortellerne  
genitief   fortellers     fortellerens     fortelleres     fortellernes  

forteller, m

  1. verteller