verstoken
- ver·sto·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verstoken |
verstookte |
verstookt |
zwak -t | volledig |
verstoken [1]
- overgankelijk verbruiken door te stoken
- vervoeging van versteken: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ee-oo (IPAː /e/ - /oː/)
vervoeging van: | versteken… |
geen verbogen vorm |
verstoken
- voltooid deelwoord van versteken
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verstoken | verstokener | verstokenst |
verbogen | verstokenste | ||
partitief | verstokens | verstokeners | - |
verstoken [4]
- ~ zijn van iets: ontberen
- Door de enorme verkeersproblemen was het ziekenhuis verstoken van een aantal belangrijke toeleveringen.
- Het woord verstoken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verstoken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "verstoken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ verstoken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be