• ver·stik·kend
vervoeging van: verstikken
verbogen vorm: verstikkende

verstikkend

  1. onvoltooid deelwoord van verstikken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verstikkend verstikkender verstikkendst
verbogen verstikkende verstikkendere verstikkendste
partitief verstikkends verstikkenders -

verstikkend [1]

  1. met het gevoel dat je stikt (geen adem meer krijgt)
    • ,,Ik kreeg zo’n jaar of vijf geleden als ik ergens moest optreden voor het eerst last van duizelingen, ademhalingsproblemen, een verstikkend gevoel. Dan wilde ik gewoon niet meer en moest Marit op me inpraten om toch het podium op te gaan. Ik heb er allerlei artsen voor afgelopen: ik dacht lange tijd dat het iets fysieks was. Pas anderhalf jaar geleden heb ik aan mezelf toegegeven dat het iets psychisch was en ben ik drie keer per week naar een psycholoog gegaan. [2] 
  2. (figuurlijk) gevoel dat je ergens in gevangen zit en daar niet uit kunt komen
    • De laatste twee van de 25 ronden waren verstikkend spannend. De 34-jarige Farah nam de leiding en versnelde, maar struikelde twee keer bijna. Hij bleef op de been en liet zich niet meer inhalen. Het stadion ontplofte bijkans toen hij als eerste over de finish kwam in een bijzonder scherpe tijd van 26.49,51. [3] 
  3. (figuurlijk) bedrukt somber gevoel hebbend
    • Leon ten Voorde was deze week aanwezig in De Lutte, waar FC Twente op trainingskamp was. ,,De trainer en de ploeg kunnen wel wat nieuw elan gebruiken. De sfeer op het trainingscomplex in Hengelo is wat verstikkend door de slechte resultaten", aldus Leon. ,,Ik kan me er wat bij voorstellen. Als je continue hetzelfde doet in Hengelo heb je het gevoel dat je sowieso niet verder komt", vult Fardau aan. [4] 
  4. heel erg warm
    • En waarom lieten ze de jonge Joey – die nog nooit in het buitenland was geweest – dat onherbergzame en verstikkend hete gebied in lopen, toen hij dacht dat hij de weg beter wist? [5]