• ver·slin·den
  • In de betekenis van ‘verzwelgen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afgeleid van slind met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verslinden
verslond
verslonden
klasse 3 volledig

verslinden

  1. overgankelijk grote hoeveelheden voeding snel en geheel verorberen
    • De leeuwen verslonden de waterbok in een minimum van tijd. 
     In mijn fantasie zat er achter elke boom een beer, klaar om mij te verslinden.[3]
     Pogue floot een oude countryhit en Goldie verslond drie pannen pasta en praatte met volle mond aan één stuk door.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]