• ver·min·ken
  • In de betekenis van ‘beschadigen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Afgeleid van het verouderde werkwoord minken met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verminken
verminkte
verminkt
zwak -t volledig

verminken

  1. overgankelijk iemands lichaam blijvend en misvormend letsel toebrengen
    • Het ongeluk waarbij het voertuig waarin hij zat in brand vloog verminkte hem ernstig. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]