• ver·keers·bu·reau
enkelvoud meervoud
naamwoord verkeersbureau verkeersbureaus
verkleinwoord - -

het verkeersbureauo

  1. (toerisme) organisatie die reizigers informeert, meestal met het doel meer bezoekers naar een land, streek of plaats te trekken
     Een paar dagen weg met een jong kind, het is een trend, volgens Agnes van Duffelen, eigenaar van een pr-bedrijf voor de toeristische sector. „Ook verkeersbureaus zien dit”, zegt ze.[1]
     Door het nationale verkeersbureau liet hij zich vorig jaar inschakelen als ‘toeristisch en culinair ambassadeur voor Spanje’.[2]
  2. (bedrijf), (transport) onderneming die adviezen uitbrengt over mogelijkheden om de veiligheid of doorstroming van wegvervoer te verbeteren
     De meeste klappen – een verkeersbureau telde er 79 in de afgelopen vijf jaar – leiden tot verwondingen of blikschade, maar dit jaar vielen er ook drie doden kort na elkaar.[3]
     Om verdere opstoppingen en files op de S100 in Nijmegen te voorkomen, zijn extra maatregelen nodig, blijkt uit onderzoek van verkeersbureau Goudappel Coffeng.[4]
  1.   Weblink bron
    Annemiek Leclaire
    “Hoe overleef ik de vakantie met mijn vader?” (7 december 2013) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Merijn de Waal
    “In vrijheid koken, zonder sterren” (4 oktober 2011) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Freek Schravesande
    “Langs ‘de dodenweg’ wachten omwonenden op de volgende klap” (6 mei 2021) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Geert Willems
    “Zo loopt Nijmegen vast, actie is nodig” (11 december 2018), fotobijschrift op destentor.nl