Nederlands

 
[1] verhuisdag
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·huis·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verhuisdag verhuisdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

verhuisdag m [2]

  1. een vaste dag dat de huur afloopt en veel huurders verhuizen (vaak op 1 mei)
     Het was zondag, verhuisdag.[3]
  2. de dag dat een verhuizing plaatsvindt
     Het Meander Medisch Centrum heeft bewust voor 23 december als verhuisdag gekozen. Volgens het ziekenhuis is dit een van de rustigste dagen van het jaar. Er zijn geen spreekuren en de meeste poli's zijn gesloten.[4]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. verhuisdag op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  4.   Weblink bron “Mega-verhuizing zieken afgerond” (23-12-2013), NOS