Plastic vergiet
  • ver·giet
  • In de betekenis van ‘teiltje met gaten’ voor het eerst aangetroffen in 1901.[1]
  • Verkorting van vergiettest ‘teil of kom met gaten’, samenstelling uit vergieten ‘uit-, overgieten’ en test ‘aardewerken pot’.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vergiet vergieten
verkleinwoord vergietje vergietjes

vergiet v/m of o

  1. (huishouden) ronde uitdruipbak met gaatjes in de bodem
vervoeging van
vergieten

vergiet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van vergieten
  2. gebiedende wijs van vergieten
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]