• ver·draag·zaam
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verdraagzaam verdraagzamer verdraagzaamst
verbogen verdraagzame verdraagzamere verdraagzaamste
partitief verdraagzaams verdraagzamers -

verdraagzaam

  1. bereid om ook de minder goede eigenschappen van iets of iemand te tolereren
    • Als hoofdredacteur van deze krant garandeer ik dat ze ook in de toekomst die moderne liberale krant zal zijn die niet gelooft in enig dogma, verdraagzaam is en de ontplooiing van de individuele mens voorstaat. (Peter Vandermeersch NRC 1 oktober 2010) 
    • Volgens de Twentse pastoor onderscheidt de christelijke gemeenschap op Sri Lanka zich door hun sterk verzoenende houding jegens andere religies. „Ze vormen slechts een kleine minderheid, - zo’n zeven procent van de bevolking- maar zijn zeer verdraagzaam. Zo heb ik het meegemaakt dat tijdens een misviering de buren van het boeddhistische gebedshuis opzettelijk lawaai begonnen te maken om het geluid van biddende christenen te overstemmen. Ik heb bewondering voor hun lankmoedigheid.” [1] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]