tolereren
- to·le·re·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dulden’ voor het eerst aangetroffen in 1904 [1]
- afgeleid van het Franse tolérer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tolereren |
tolereerde |
getolereerd |
zwak -d | volledig |
tolereren
- Het woord tolereren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tolereren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "tolereren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ tolereren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be