• ver·der·ven
  • In de betekenis van ‘rotten, te gronde richten’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afgeleid van derven met het voorvoegsel ver-, ontwikkeld uit Oudnederlands fardervan, als vertaling van Kerklatijn corrumpo, vergelijk Middelhoogduits, modern Duits verderben [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verderven
verdierf
verdorven
klasse 3 volledig

verderven

  1. overgankelijk voorgoed bederven, te gronde richten
    • Zij verdierf het land met haar hoererij. 
     Hoe dikwijls vergruizelde die tastende vinger een der hoogste symbolen, waardoor de mens zich uiten kan, zich kennen kan, zich rechtvaardigen, zich motiveren kan op deze planeet? De ene keer versplinterde hij het oude Rouaan, een andere keer verdierf hij reddeloos de Cena van Leonardo da Vinci. Wij kunnen de vergrijpen dier onnozele vingers nauwlijks tellen.[3]
83 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]