ruiner
ruiner
- (spreektaal) meppen, slaan
- «Si j’rentre pas dans c’te boîte, je ruine la tête du videur, ma parole!»
- Als ik die danstent niet in mag, ram ik de uitsmijter tegen zijn kop, ik zweer het je! [1]
- «Si j’rentre pas dans c’te boîte, je ruine la tête du videur, ma parole!»
- (spreektaal) kapotmaken
- «J’ai ruiné la boîte de vitesse de ma Mégane.»
- Ik heb de versnellingsbak van mijn Mégane naar de Filistijnen geholpen. [1]
- «J’ai ruiné la boîte de vitesse de ma Mégane.»