verbruiksartikel
- Geluid: verbruiksartikel (hulp, bestand)
- IPA: / vɛrˈbrœyksɑrˌtikəl / (5 lettergrepen)
- ver·bruiks·ar·ti·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verbruiksartikel | verbruiksartikelen verbruiksartikels |
verkleinwoord | - | - |
het verbruiksartikel o
- (economie) iets wat geleidelijk opraakt als je het gebruikt en dus regelmatig opnieuw moet worden gekocht
- ▸ In de supermarkt-cao staat dat iedere „fysieke of virtuele inrichting” die „overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen” verkoopt zich aan die cao moet houden. Daarna volgt een opsomming van vijftig voorbeelden: „kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, bier, wijn, frisdranken, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades”, enzovoorts.[2]
- ▸ Onder meer door de komst van IKEA naar Nederland, in 1978, was het voor iedereen mogelijk geworden goedkoop moderne meubels aan te schaffen en worden meubels steeds meer consumptiegoed. De bank hoefde niet meer dertig jaar mee, maar is een verbruiksartikel geworden.[3]
- Het woord verbruiksartikel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Christiaan Pelgrim & Joost Pijpker“Picnic verkoopt boodschappen maar wil geen supermarkt zijn” (30 oktober 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Janna Laeven“Een barkruk bij het kookeiland” (29 september 2007) op nrc.nl