verbreid
- ver·breid
- vervoeging van verbreiden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verbreid | verbreider | verbreidst |
verbogen | verbreide | verbreidere | verbreidste |
partitief | verbreids | verbreiders | - |
verbreid
- op vele plaatsen aanwezig, bij veel mensen aangetroffen
vervoeging van |
---|
verbreiden |
verbreid
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbreiden
- Ik verbreid.
- gebiedende wijs van verbreiden
- Verbreid!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbreiden
- Verbreid je?
vervoeging van: | verbreiden… |
verbogen vorm: | verbreide |
verbreid
- voltooid deelwoord van verbreiden
- Het woord verbreid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verbreid" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be