• ver·ba·zing
enkelvoud meervoud
naamwoord verbazing -
verkleinwoord - -

de verbazingv

  1. een grote verwondering
    • De verbazing was groot toen ze hem ineens zag. 
     Tot mijn verbazing wist ik deze zes weken durende tocht zonder noemenswaardige problemen te voltooien, waardoor ik voor het eerst echt begon te geloven dat mijn ‘American Dream’ wel eens in vervulling zou kunnen gaan.[1]
     Daarna maakte ik gebruik van hun verbazing, schudde mijn hoofd en zei iets als dat die rechtse stoot niet veel voorstelde, draaide me snel om, sloeg mijn arm om Vleugelmoer heen, die net zijn gulp dichttrok, en leidde hem naar de uitgang.[2]
  • van de ene verbazing in de andere vallen
  • van verbazing achteroverslaan
  • van verbazing van zijn stoel vallen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be