venerisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ve·ne·risch
Woordherkomst en -opbouw
- van Duits venerisch, een eponiem dat verwijst naar de Romeinse godin van de liefde Venus ; in de betekenis van ‘m.b.t. geslachtsziekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1803 met het achtervoegsel -isch [1][2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | venerisch | venerischer | |
verbogen | venerische | venerischere | |
partitief | venerisch | venerischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
venerisch [3]
- (medisch) met betrekking tot de geslachtsziekten
- Een winkelwandelstraat voor venerisch toerisme noemt de politie de gedoogbuurt, mooi toch?[4]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord venerisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "venerisch" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ venerisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "venerisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Anne Provoost 11 augustus 2008
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be