veeteler
- vee·te·ler
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veeteler | veetelers |
verkleinwoord |
de veeteler m
- (beroep) iemand die dieren houdt als broodwinning
- We zijn ons ook bewust van de impact op de veetelers en bekijken hoe we samen met andere stakeholders naar oplossingen kunnen zoeken. [2]
- De FWA betreurt dat eveneens dat de hele vleessector opnieuw in diskrediet is gebracht. Voor de veetelers dreigen er als gevolg van dit schandaal zware economische gevolgen. [3]
- Gemeten over alle sectoren bleef 1,4 procent van de werknemers wel eens een of meerdere dagen thuis na een ongeluk op het werk. Andere beroepen waarin werknemers bovengemiddeld 'gevaar' lopen zijn onder meer slagers, chauffeurs, bedieners van mobiele machines en tuinders, akkerbouwers en veetelers. [4]
- Het woord veeteler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "veeteler" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 09/03/2018 door mtm, jdb ‘Een onherstelbare vertrouwensbreuk met slachthuisgroep Verbist’
- ↑ De Standaard 11/03/2018 door jvt Boerenbond stelt zich burgerlijke partij na gesjoemel bij slachthuis: ‘Onaanvaardbaar’
- ↑ De Telegraaf 19 jul. 2016 Meeste bedrijfsongevallen bij metaalwerkers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be