• vas·ten·ac·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord vastenactie vastenacties
verkleinwoord - -

de vastenactiev

  1. (politiek) demonstratief een langere tijd zo min mogelijk eten en drinken om de aandacht op een misstand te vestigen
     Hier is Anna Hazare met twee medestanders bezig aan een ‘oneindige vastenactie’. Hij heeft vijf dagen niets gegeten en gedronken. Het was Anna Hazare (75) die corruptie als politiek en maatschappelijk probleem op de agenda zette. Met vreedzaam protest en openbare vastenacties, in navolging van Gandhi, icoon van de Indiase onafhankelijkheid.[1]
  2. (religie) (rooms-katholiek) inzameling in de periode tussen Aswoensdag en Pasen met de oproep een deel van de eigen welvaart af te staan aan mensen in de wereld die het minder goed hebben
     Maar net als zoveel katholieke gebruiken ontsnapte ook de `veertigdagentijd' niet aan de hervormingen van de jaren zestig. In 1967 bleven op last van de bisschoppen alleen Aswoensdag en Goede Vrijdag als officiële vastendagen over. "Het lichamelijke vasten werd vervangen door de vastenactie, een collecte voor de Derde Wereld", zegt De Jong.[2]
  1.   Weblink bron
    Joeri Boom
    “Hoezo supermacht?” (4 augustus 2012) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Steven Derix
    “Zelfs trappist vast niet meer” (23 februari 2001) op nrc.nl