• vann·kraft
Naar frequentie 66319
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vannkraft     m: vannkraften
v: vannkrafta  
  vannkrefter     vannkreftene  
genitief   vannkrafts     m: vannkraftas
v: vannkraftens  
  vannkrefters     vannkreftenes  

vannkraft, m / v

  1. (natuurkunde) waterkracht (de kracht van stromend of vallend water)
    «Så vidt jeg vet er det bare ca. 1/4 av vår vannkraft som er egnet til utbygging.»
    Zover ik weet zijn er slechts ongeveer 1/4 van onze waterkracht geschikt voor uitbreiding.
  2. (economie), (elektrotechniek) waterkracht (elektrische stroom die opgewekt wordt door watervallen)