vanger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- van·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van vangen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vanger | vangers |
verkleinwoord | vangertje | vangertjes |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die vangt
- iets dat (op)vangt
Hyponiemen
|
Gangbaarheid
- Het woord vanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vanger" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be