ravanger
- ra·van·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ravanger | ravangers |
verkleinwoord | - | - |
de ravanger m
- (scheepvaart) extra touw dat een balk waar een zeil aan hangt met de mast verbindt, als beveiliging voor het geval de normale verbinding het begeeft
- Het woord 'ravanger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ravanger" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
10 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Witsen, N.Architectura navalis et regimen nauticum Ofte Aaloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestier 2 delen (1690) Pieter en Joan Blaeu, Amsterdam (fotomechanische herdruk (1970) Graphic, Amsterdam; p. 610; geraadpleegd 2017-10-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be