• hon·den·van·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord hondenvanger hondenvangers
verkleinwoord hondenvangertje hondenvangertjes

de hondenvangerm

  1. iemand die beroepsmatig honden vangt
    • Ik zal het even aan mijn neef vragen, die is hondenvanger van beroep.