Nederlands

 
slangenvanger
Uitspraak
Woordafbreking
  • slan·gen·van·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slangenvanger slangenvangers
verkleinwoord slangenvangertje slangenvangertjes

Zelfstandig naamwoord

de slangenvangerm

  1. iemand die op slangen jaagt en waargenomen slangen onschadelijk maakt vaak zonder ze te doden
     Het gaat vermoedelijk om een python. Pythons zijn wurgslangen en hebben geen giftanden. Hun menu bestaat voornamelijk uit knaagdieren en andere zoogdieren, maar ze eten ook vogels en reptielen. Een slangenvanger heeft het dier uiteindelijk weggehaald bij de pinautomaat.[2]
     “Ik zag mijn vader vroeger in het veld allerlei slangen doden. Toen voelde ik al: dit is niet nodig. Ik wilde er meer over leren.” Zo begon Gandass als tiener in zijn eigen dorp als slangenvanger.[3]
  2. (havikachtigen) bepaald soort langpotige roofvogel uit Afrika, Sagittarius serpentarius  , de enige levende vertegenwoordiger van de familie Sagitariidae  
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. slangenvanger op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Grote python wikkelt zich om pinautomaat in Australië” (30-11-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Aletta André
    “In India ben je nooit veilig voor een slangenbeet” (14 augustus 2020), Het Parool