valkenier
- val·ke·nier
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘die valken africht’ voor het eerst aangetroffen in 1410 [1]
- > valk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | valkenier | valkeniers |
verkleinwoord |
de valkenier m
- (beroep) iemand die de valkerij beoefent
- Een valkenier moet in staat zijn vogel daadwerkelijk te laten jagen.
1. bedrijver van valkerij
- Het woord valkenier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "valkenier" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "valkenier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be